Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [1]gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, [2]Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. 1. Gelijk in de voorgaanden psalm. 2. Dit houden sommigen voor een begin van zeker lied, onder de Joden te dien tijde bekend, waarnaar deze psalm moest gezongen worden. Anderen menen dat het een kort begrip is van den inhoud van dezen psalm, waarin David in het brede zou verklaren dat hij in zijne benauwdheid gewoon was angstig tot God met deze weinige woorden te bidden; te weten, verderf, of verniel niet.